Dit artikel gaat in op de politieke economie van de invoering van de VUT. Met behulp van generatierekeningen bepalen we per leeftijdscohort het saldo van de contante waarde van de kosten (o.m. betaalde premies) en de baten (o.m. ontvangen uitkeringen en verbeterde baankansen) van de VUT. Hiermee gaan we na welke cohorten van werknemers anno 1980 profijt hadden van invoering van de VUT en welke niet. Volgens de theorie vertoont het netto profijt naar leeftijd een U-curve, d.w.z. een positief netto profijt voor de jongste en oudste generaties en een negatief profijt voor de middengeneraties die per saldo voor de regeling betalen. Uit onze analyse blijkt echter dat invoering van de VUT rond 1980 niet verklaard kan worden op basis van een politieke meerderheid van werknemers die belang hadden bij de regeling.